Hoofdstuk 5 - Trauma

Naast alle factoren die in kunnen werken op het script, zoals aangeboren stressgevoeligheid, introversie, etc. Is er nog een factor dat ik apart wil beschrijven. Zoals de titel verklapt: trauma. Ik gebruik dit woord in de breedste zin. Het hoeft niet steeds te gaan over PTSD. Het gaat over elke onverwerkte bundel van emoties als reactie op een hevige ervaring. Een kwade reactie van een ouder hoeft niet per se traumatisch te zijn, zelfs bij de meest stressgevoelige kinderen. Maar als de boosheid niet begrepen wordt, en onbesproken blijft, dan is die kans al groter. Trauma bestaat dan ook vaak uit vele kleine ervaringen, typisch bij bijvoorbeeld pestgedrag. In de woorden van de computermetafoor zal trauma een nieuw programma creëren dat op verschillende manieren kan inwerken op het samenspel van de software. Maar ik vind een andere metafoor hier beter aangewezen: die van het netwerk. Onze psyche bestaat uit woorden, herinneringen, regels, en de emoties omtrent al deze zaken daartussen verweven en verknoopt. Het beeld van het netwerk lijkt vrij statisch, maar men moet het als paden zien waar energie kan doorstromen in de vorm van gedachtegangen.

Men kan voeling krijgen met dit netwerk bij het piekeren, bijvoorbeeld. Als men voor de zoveelste keer dezelfde gedachtesporen aflegt, telkens in dezelfde cirkels, en telkens op dezelfde dode punten eindigt, dan was dat een klein deeltje van dat netwerk. Prikkels, zoals het zien van een bepaalde situatie, het horen of denken van een bepaald woord, het waarnemen van een geur of geluid, kan een deel van het netwerk activeren waarin herinneringen verknoopt zitten met emoties, gevoelens van gelukkigheid, bittersweet nostalgie, schaamte,…

Dit netwerk heeft steeds een bepaalde structuur. Het ordent zich rond elementen met een grotere zwaartekracht, zoals ervaringen met een vormende invloed op de identiteit en zelfbeeld. Het netwerk is echter flexibel. Nieuwe ervaringen kunnen de oude retroactief herordenen. Als men bijvoorbeeld een oude wrok met zich meedraagt over het ongeduld van één van de ouders, dan kan dit in het licht van nieuwe feiten plots een andere betekenis krijgen: de plotse constatatie dat de ouder overwerkt was en aan chronische pijn leed maakt het ongeduld begrijpelijk.

Trauma kan zo’n punt van zwaartekracht zijn, dat ervoor zorgt dat het netwerk zich zo herschikt dat het huidige ervaringen beïnvloedt. Bij mensen die gepest zijn geweest zal een plagerige opmerking steeds opnieuw meteen een deel van het netwerk activeren rond die oude ervaringen. Mensen kunnen zich hier bewust van zijn zonder dat dit bewustzijn helpt. Maar soms is er een andere menselijke factor die extra roet in het eten gooit: de verdringing.

De verdringing is een moeilijk, zelfs controversieel onderwerp. Het idee dat er kennis in ons netwerk aanwezig kan zijn waar we ons niet bewust van zijn lijkt contradictorisch.

Één van de manieren waarop dit getoetst kan worden, is door middel van een, evenzeer controversiële, methode, de hypnose. 100 jaar geleden al beschreef men demonstraties waar men mensen in ziekenhuizen onder hypnose een opdracht gaf: “Eens je weer bij volle bewustzijn bent zal je 10 minuten wachten, dan neem je de paraplu van je kamergenoot en ga je naar buiten. Maar je zal dit bevel vergeten.”

En effectief, de persoon stond nonchalant op, nam de paraplu en slenterde weg. Als de persoon dan werd aangesproken over de motivatie (het was zonnig, en bovendien is het niet jouw paraplu), leek de persoon in eerste instantie een voor zichzelf logische reden te hebben. Deze werd geconstrueerd omdat de psyche het gevoel random en zonder rede dingen te doen niet kan verdragen. Echter, bij het uitspreken van die redenen merkt men zelf de gaten in het eigen verhaal op, en bij iets langer doorvragen kwam de herinnering van de hypnose terug naar boven.

Zo’n anekdotes van repliceerbare observaties tonen aan hoe:

  • Er een element in de psyche kan zijn waar men zich niet meteen bewust van moet zijn, terwijl het toch

  • een invloed uitoefent op het gedrag van een individu, en

  • hoe deze invloed gekaderd kan worden in een logisch verhaal om het gedrag, hoe uitzonderlijk het ook is voor deze persoon, in één lijn te leggen met het zelfbeeld.

De term verdringing gaat vaak hand in hand met de term het onbewuste. Het is niet mijn bedoeling deze term te vervangen, maar toch lijkt deze niet alles te vatten. Ikzelf heb het vaker over het onuitgesprokene, hoewel dat ook niet de volledige lading dekt. Maar zoals eerder aangegeven: men kan zich enorm bewust zijn van dingen, maar er toch niet in slagen ze uit te spreken. En alles dat onuitgesproken blijft, verknoopt zich als een object met grote zwaartekracht, en beïnvloedt de doorstroming van de gedachtegangen. Want verdringing is niet te vergelijken met het eenmalig wegduwen van gedachten. Het is eerder een constante opgave, vergelijkbaar met het onder water houden van enkele ballen. Deze opgave kan heel bewust gebeuren, maar het kan ook uit het zicht van de identiteit gebeuren. Denk opnieuw aan de situatie waarbij een gedachte of gevoel zó taboe is, zó tegen het waardesysteem van een persoon, dat men het zichzelf niet alleen niet kan toestaan om uit te spreken, maar zelfs te denken. Het bewust worden van bepaalde zaken, bepaalde herinneringen, brengt soms het fragiele gevoel van identiteit in gevaar.

En zo zullen net deze elementen, als groeiende zwarte gaten, soms het hele netwerk rond zich beginnen te structureren. Denk aan de man met een ingebakken waardesysteem rond het succes. Hij moet de beste zijn, de sterkste, het meeste geld verdienen, want het alternatief is dat hij niets waard is. De zwarte gaten bij hem zijn de zelftwijfel, gevoelens van minderwaardigheid. Deze gevoelens zijn trouwens niet op de realiteit gebaseerd, maar op het gevoel steeds gevaar te lopen de hoge standaarden niet te bereiken, en daar veroordeeld op te kunnen worden. De hele structuur dat zich rond dit zwarte gat vormt zal die zijn van de overcompensatie, het vullen van een bodemloos gat, het belang van succes ten koste van zichzelf en anderen.

Daarom wordt er wel eens gezegd dat het onbewuste een spiegelbeeld is van het zelfbeeld. Exact die dingen dat niet aanvaard kunnen worden omdat ze tegen het zelfbeeld een waardesysteem ingaan, worden geweerd. Maar dan voelt men aan dat er iets zit dat men niet kan verdragen, en zal beginnen overcompenseren. Echter, de overcompensatie is vaak geen volledige oplossing, vaak is het opnieuw iets waar men commentaar op krijgt of zich zelf niet gelukkig bij voelt, dus zal men de overcompensatie bijsturen, of proberen te verhogen. En zo zit men al snel tussen twee verschillende balansoefeningen: aan de ene kant het onder water houden van de ballen, aan de andere kant het in evenwicht houden van het zelfbeeld, en tussen deze twee is er soms amper nog ruimte voor groei, of voor een authentieke gedachte.

Deze theorieën zelf zijn retroactief uitgebouwd, met één enkel feit aan de basis: praten werkt. Dit komt terug in verschillende vormen in verschillende culturen. In de westerse, christelijke cultuur nam dit bijvoorbeeld de vorm aan van de biecht. Meer wetenschappelijk, in het kader van de psychologie, werd het zo’n 100 jaar geleden beschreven door Josef Breuer. In een wanhoopspoging om een bepaalde patiënte, Berta Pappenheim, waarbij tot nu toe geen enkele van de toenmalige gangbare methodes vruchten had afgeworpen, te helpen, deed Breuer schijnbaar iets dat in die tijd ondenkbaar was: op haar vraag begon hij te luisteren naar de patiënte. En stelselmatig begonnen de symptomen zich inderdaad te verlichten.

Het praten, en dat in een kader, als dan niet van warmte of vergeving, in elk geval van vertrouwen, werd steeds opnieuw aangetrokken tot de massieve, zwarte gaten in de psyche. Nu, zonder angst voor deze elementen afgestraft te worden, of vanuit een bepaald je m'en foutisme omdat het lijden zo zwaar begon door te wegen dat het haar niet meer kon schelen, konden de hevige emoties verknoopt in het netwerk eindelijk verwerkt worden. Het moet een enorme krachtinspanning van de jonge dame zijn geweest om zich hierdoor te worstelen, vanuit een instinct, of hoop, dat het zou helpen. Of, vanuit een laatste poging het eigen verhaal te vertellen, erkend te worden, door een ander voor het einde. Haar moed is het eerste dominoblokje dat geleid heeft tot mijn schrijven van deze hoofdstukken.

Kritiek op de psychoanalyse